Op 17 december 2022 werd Caroline Gennez minister van ontwikkelingssamenwerking. Ze was op dat moment als parlementslid vooral bezig met de Vlaamse arbeidsmarkt en onderwijs. Is ze de juiste vrouw voor de job? Wat zijn haar plannen voor ontwikkelingssamenwerking? We stelden haar de vragen zelf. Het werd een joviaal gesprek waarin ze openhartig op onze vragen antwoordde en we elkaar gewoon met de voornaam mochten aanspreken.

Tearfund: Dag Caroline. Je hebt al een gevarieerde loopbaan achter de rug. Gestart met tennis, heel wat jobs in de politiek waaronder ook partijvoorzitter en de laatste tijd Vlaams parlementslid voor onderwijs en werk. Nu ben je plots minister van ontwikkelingssamenwerking. Dat is een heel parcours. Hoe kom je dan terecht bij dit thema en past het wel bij jou?

Caroline Gennez: Eigenlijk is ontwikkelingssamenwerking mijn eerste en mijn oudste liefde. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het internationale. Ik heb ook internationale politiek gestudeerd, lang geleden, zowel aan de KU Leuven als nadien aan de ULB. Sindsdien heb ik eigenlijk te weinig de kans gehad om hiermee aan de slag te gaan, behalve als vrijwilliger. Ik ben in mijn jonge jaren nog lid geweest van de Algemene Vergadering van 11.11.11. en tot ik minister werd zat ik in het bestuur van de VVOB, een vzw die werkt rond kwaliteitsverbetering van het onderwijs in ontwikkelingslanden. Ik ben dus altijd bezig gebleven met het thema en het is een mooie kans om vanuit het beleid hieraan vorm te mogen geven.

Als sociaaldemocraat geloof ik ook in solidariteit als basis van de welvaartsstaat en vooruitgang, zowel hier als in het Zuiden. Het is dan ook fijn om die zaadjes te kunnen planten in landen waar de mensen het nog veel moeilijker hebben om vooruit te kunnen geraken in het leven.

Ontwikkelingssamenwerking past mij dus als een handschoen en ik vind het ongelofelijk interessant om te kunnen doen. Politiek fixeert zich vaak op de uitdagingen van de dag, terwijl ontwikkelingssamenwerking je dwingt om na te denken over hoe we de wereld morgen beter kunnen maken voor mensen die het bijzonder moeilijk hebben.

Tearfund: Je bent al van je studies geïnteresseerd in internationale politiek. Was er een reden voor die interesse?

Caroline Gennez: “Vanaf het middelbaar verkende ik graag de wereld met de rugzak. Ik had ook veel interesse voor de problemen in het Midden-Oosten, Israël, Palestina, Libanon, Syrië. Het zijn plaatsen waar we nu ook actief zijn met ontwikkelings- of humanitaire hulp. Ik ben sindsdien ook internationaal actief gebleven. Het is toeval dat ik minister ben geworden, want het hangt af van wat een partijvoorzitter beslist, maar het is wel heel fijn.”

Tearfund: Een gelukkig toeval. Je sprak over solidariteit die voor jou belangrijk is als socialistische minister. Organisaties die bezig zijn met solidariteit in het buitenland krijgen vaak de vraag waarom we niet solidair zijn met mensen hier bij ons. Mensen zijn vaker bezig met wat er dicht bij hen gebeurt en lijken het internationale minder belangrijk te vinden. Heb je daar een antwoord op?

Caroline Gennez: “De grote crisissen van deze tijd: armoede, stijgende ongelijkheid, de strijd tegen de klimaatcrisis, hebben overal impact. Als we vooruit willen, zullen we dat samen moeten doen. Uiteraard blijft Vooruit inzetten op het aanpakken van armoede hier. Tegelijk moeten we ook zorgen voor ontwikkeling in het Zuiden, voor een leefbare planeet voor iedereen

Als we dat niet doen, zullen mensen elders een toekomst zoeken. Dat is logisch. Dat betekent dat er mensen gaan migreren en hier terechtkomen. Daar zijn mensen ook niet altijd gelukkig mee. Het heeft ook nooit een arme in eigen land geholpen om niet te investeren in de rest van de wereld.

Tearfund: Migratie en solidariteit zijn dus twee principes die voor jou verantwoorden waarom we een plicht hebben om de meest kwetsbare regio’s vooruit te helpen. Zijn er nog andere punten?

Caroline Gennez: Zeker die twee, maar ook verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid om te vechten voor elkaar en verantwoordelijkheid om te vechten tegen extremen. Wanneer we op internet commentaar lezen bij nieuws over ontwikkelingshulp is het vaak negatief. ‘Geef het geld maar hier’ is de boodschap. Dat is vaak ook gelinkt aan een negatieve visie op migratie.

Hoewel migratie een positief verhaal kan zijn, zien we nu vaak inderdaad dat het anders loopt. Mensen moeten vluchten voor een betere toekomst en ondernemen daarvoor een gevaarlijke tocht. Mensen sterven aan de grens van Europa in hun zoektocht naar een betere toekomst voor zichzelf en hun familie.

We moeten de oorzaken van migratie aanpakken en mensen een toekomst geven in eigen land. Dat betekent dat naast woorden ook concrete actie nodig is, en dat is waar ik op inzet. Een element daarbij is investeren in een sterk onderwijs lokaal.

Tearfund: Ik ben blij dat je spreekt over onderwijs. Dat kwam ook aan bod in je engagement bij VVOB. Als Tearfund geloven we dat onderwijs een pijler is om aan die toekomst voor mensen te bouwen. Heb je zelf een herinnering aan je schoolcarrière die je als persoon mee heeft gevormd?

Caroline Gennez: ‘Ik herinner mij zowel een leraar als een vak die een impact hebben gehad op mij. Het vak is geschiedenis. Dat vond ik best interessant. Ooit heb ik in het 3de middelbaar zelfs een 100/100 gehaald voor geschiedenis. Dat is mij natuurlijk ook bijgebleven.

De persoon die mij bijblijft, is mijn leraar aardrijkskunde, meneer Georges Thibaut. Aardrijkskunde was niet mijn sterkste vak. Het kan mij vandaag nog altijd niet goed interesseren (lacht). Toch kon hij ons als studenten boeien. Als één van de weinige mannelijke leerkrachten op een katholieke meisjesschool haalde hij het beste uit elke jongere, ook degenen die apenkuren uithaalden. Ook na mijn studies ben ik hem blijven zien, op de voetbal, als supporters van STTV. Zelfs toen ik al in Mechelen woonde, zag ik hem nog wel eens.

Tearfund: Je verhaal illustreert mooi wat we als organisatie geloven. Dat goed onderwijs je vormt als persoon, je nieuwe inzichten geeft en helpt bouwen aan je toekomst. Ben je het als minister eens dat onderwijs naast gezondheidszorg daarom een prioriteit zou moeten zijn in ontwikkelingshulp?

Caroline Gennez: Gezondheidszorg en onderwijs zijn ook effectief de twee eerste pijlers van ons beleid. Als sociaaldemocraat geloof ik dat het de sleutels zijn voor vooruitgang. Als je gezond en opgeleid bent, kan je ook controle nemen over je leven. Als kinderen, en zeker meisjes, naar school gaan, zie je de positieve impact. Deze meisjes kunnen dan betere keuzes maken, trouwen later en zijn ook bewust bezig met hun kinderen en hun gemeenschap. Zo heeft dat een positieve impact op hun eigen leven, maar ook op de hele gemeenschap.

Uit onderzoek blijkt dat elke euro geïnvesteerd in onderwijs drie euro return genereert. Investeren in onderwijs heeft dus niet enkel sociaal maar ook vanuit een economisch oogpunt een positieve impact. Ik was dan ook blij toen ik las dat Tearfund hier ook op inzet.

Een tweede prioriteit is de strijd tegen de klimaatcrisis. Toen ik minister werd, was ik verrast om te zien dat federale klimaatfinanciering bij ontwikkelingssamenwerking zit. We hebben er deze legislatuur ook sterker op ingezet. We moeten zorgen voor onze planeet.

Een concreet voorbeeld van het belang hiervan ook voor ons: door te investeren in het Congolese regenwoud, dat de tweede grootste long van onze wereld is, investeren we tevens in gezonde lucht hier. We leren de boeren lokaal om op een duurzame manier aan landbouw te doen, zonder het regenwoud te vernietigen. Hierdoor kappen ze minder regenwoud en kan het regenwoud de luchtkwaliteit verbeteren met impact op de hele planeet. Door boeren in Congo duurzaam te leren landbouwen, zorgen we er dus voor dat de lucht die we hier inademen beter is. Toch een mooi voorbeeld van hoe we verbonden zijn met elkaar.

De derde prioriteit is de focus op mensenrechten. Deze staan wereldwijd onder druk. Mensenrechten worden als een westerse uitvinding voorgesteld die in het Zuiden niet zouden gelden. Dat klopt niet. Zo is er ook een Afrikaanse Verklaring voor de Rechten van de Mensen en Volkeren. Die verklaring bestaat al bijna 50 jaar en is geïnspireerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Wat zegt die verklaring? Dat mensen gelijk worden geboren met rechten, sociale rechten en vrijheden. Daar wil ik voor blijven strijden, daar willen we als land voor blijven strijden, ook wanneer andere wereldmachten dit anders zien.

 

Tearfund: We lezen in het nieuws nochtans dat de BRICS-landen (met Rusland en China) een tegenmacht willen vormen tegen het Westen. Ze ervaren dat het Westen sterk eigen waarden oplegt. Dit initiatief heeft ook veel aantrekkingskracht op andere landen. We zien zo dat er steeds meer regeringen moeite lijken te hebben met de mensenrechten. Hoe kunnen we in die landen dan nog lokaal inzetten op mensenrechten?

Gennez: ‘Het is inderdaad een complexe vraag, maar we moeten ze daarom niet vermijden. Ik vind dat we ze met de lokale bevolking moeten beantwoorden. Overal ter wereld delen gewone mensen  gewone dromen: een veilig leven kunnen uitbouwen met hun gezin. Ze willen brood op de plank, een waardige job, degelijk onderwijs voor de kinderen. Als dat er allemaal is, willen mensen ook graag dat ze hun mening kunnen geven. We willen de mensen daarin ondersteunen.

We doen dat bijvoorbeeld met het Civic Space Fund. In landen waar we als België actief zijn, geven we bijkomend geld aan de civiele samenleving: mutualiteiten, vakbonden, enz. We laten dat ook weten aan de overheid.

Tearfund: We ervaren zelf moeilijkheden in een aantal landen waar we werken om lokale organisaties te ondersteunen. Verschillende landen plooien zich terug op zichzelf in een gespannen internationaal klimaat. Landen als India maken het voor organisaties als Tearfund bijvoorbeeld zeer moeilijk om nog projecten te steunen. Ervaren jullie als Belgische overheid eenzelfde spanning?

Gennez: ‘Het lukt ons wel nog om de civiele samenleving te ondersteunen in onze partnerlanden. We ondersteunen ook ngo’s in België die contact hebben met de civiele maatschappij in het Zuiden. Zo kunnen we de lokale gemeenschappen ook zelf ondersteunen. Daarnaast ondersteunen we als overheid ook de overheid in het Zuiden, die bijvoorbeeld in de infrastructuur voorziet. Op die manier werken we op verschillende vlakken om landen in het Zuiden te versterken en proberen we meer impact te hebben voor de mensen lokaal.

In veel van de landen waar we samenwerken staat de civiele maatschappij onder druk. Die willen we daarom zeker blijven ondersteunen. Niet alleen de grote traditionele partners, bijvoorbeeld boerenvakbonden, maar ook kleine organisaties. Bovendien is het zo dat wanneer we aandacht geven aan lokale mensenrechtenactivisten, ze zelf ook veiliger zijn in hun eigen land omdat we hun stem versterken.

Tearfund: Als Tearfund merken we ook dat samenwerking met lokale partners een grote meerwaarde heeft. Wij zien zelf dat lokale partners vaak gelovig geïnspireerd zijn. Als je daar rekening mee houdt, kan je ook meer impact hebben. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de rol van de Kerk of de moskee op de lokale gemeenschap. Zie jij als minister een rol weggelegd voor de lokale geloofsgemeenschappen?

Gennez: ‘In alles wat je doet moet je de lokale gemeenschap zien als een partner. Als er vanuit een emancipatorisch geloofsidee aan de toekomst vorm wordt gegeven, moet je daar zeker rekening mee houden.

Ik ben zelf een kind van de eerste ontzuilde generatie. Mijn moeder was een zelfstandige en ik ben een socialist. Ik ben naar een GO! basisschool geweest, dan naar de topsportschool en nadien naar een katholieke middelbare school in Sint-Truiden. Het was steeds een keuze voor kwaliteit. Geïnspireerde organisaties, vetrekkende vanuit de eigen lokale omgeving kunnen dus zeker een rol spelen.

Dit vertrekt vanuit respect voor wat de mensen geloven, maar met de verwachting dat er ook respect is voor de ander. In sommige gevallen wordt geloof gebruikt om te onderdrukken, wat echt problematisch is. Dat gebeurt ook vanuit de evangelische kerken in Amerika, die de lokale gemeenschappen in Afrika eigen interpretatie opleggen. Dat komt soms neer op een imperialistische inmenging in de lokale gemeenschap. Dan is inspiratie wel problematisch.

Dus ja, we moeten samenwerken met mensen met een sterke overtuiging wanneer ze mensen vooruit willen helpen, maar we moeten opletten voor religies die onderdrukkend zijn en de bevolking klein willen houden.

In onze projecten monitoren we ook heel sterk op discriminatie. Projecten die we steunen moeten inclusief zijn, de hulp die we bieden mag mensen niet uitsluiten. Indien mensen bv. omwille van hun religie of geaardheid niet verzorgd worden in een ziekenhuis dat we ondersteunen, zullen we onze steun moeten heroverwegen

Tearfund: Begrijp ik jouw boodschap dan goed dat je gelooft in de meerwaarde van pluralisme en geïnspireerde organisaties zolang ze in hun dienstverlening open staan voor de mens in nood, zonder discriminatie?

Gennez: Inderdaad, mooi verwoord (lacht). Ik vind zelf dat mensen geïnspireerd moeten zijn. Mensen of organisaties die waarden-loos zijn ontbreekt het aan waarde. Die waarden kunnen divers zijn voor mij, zolang ze streven naar vooruitgang voor de verschillende mensen in de samenleving.

Tearfund: Wat we als Tearfund ook belangrijk vinden is aandacht voor vrouwen en meisjes. We zien vaak dat als je investeert in vrouwen, dat ze sneller geneigd zijn om zich verantwoordelijk op te stellen en te investeren in hun gezin en gemeenschap. Tegelijk willen we in onze hulp niet discrimineren op basis van geslacht. Zie je hier zelf een uitdaging?

Gennez: Een terechte vraag. Ik vind zelf dat we moeten inzetten op vrouwen en meisjes. Investeren in gezondheid is vaak in eerste plaats investeren in moeder en kind, slachtoffers van geweld – ook seksueel – wat opnieuw vaak vrouwen zijn. Investeren in onderwijs voor meisjes heeft ook een grotere impact, omdat zij vaker uit de boot vallen in landen in het Zuiden. De positie van de vrouw is op vele plaatsen niet gelijkwaardig.

Ik geloof dus zeker in inclusiviteit. . Dat zit in de kern van onze samenwerking. We investeren echter uiteraard ook in mannen die een positieve impact kunnen hebben op hun gezin en hun samenleving.

Tearfund: In je vorige antwoorden gaf je regelmatig aan dat je gelooft in het belang van de civiele maatschappij. We geloven als Tearfund ook dat we een belangrijke rol kunnen spelen om mensen te mobiliseren voor ontwikkelingssamenwerking. Soms horen we helaas stemmen die de meerwaarde van organisaties als Tearfund niet zien en hier enkel een rol zien voor de overheid.

Caroline Gennez: een samenleving zonder middenveld is een schrale samenleving. De overheid moet een kader aanreiken waarbinnen mensen en organisaties kunnen groeien en vooruitgaan. De overheid heeft daarin belangrijke taken: veiligheid, infrastructuur, sociale investeringen. Emancipatie daarentegen gebeurt door mensen en gemeenschappen. Om die reden zijn beiden, overheid en middenveld, essentieel. Dat is ook de reden waarom ik als minister al extra heb geïnvesteerd in ngo’s. In een samenwerking van overheid en ngo’s kunnen we de meeste vooruitgang boeken.

Wat ik een goede evolutie vind, is dat overheid en ngo’s die actief zijn in bepaalde landen elkaar ontmoeten om de inspanningen beter op elkaar af te stemmen. Ik merk dat de ngo’s eerst twijfels hadden hierover, maar dat we nu samen de vruchten plukken van die samenwerking en afstemming tussen overheid en middenveld.

Tearfund: Als laatste vraag misschien: als je mag dromen over wat je wil nalaten als minister, wat komt er dan in jou op? Wat zou jou een gelukkige minister maken?

Caroline Gennez: Ik denk dan aan twee dingen, één in het Zuiden en één hier. Wat het Zuiden betreft vind ik het essentieel dat we Afrika zien opbloeien. Ik las net het boek Gambling on Development van de Belgische professor Stefan Dercon, die aangeeft dat dertig jaar geleden in Azië en Afrika gelijkaardige noden waren. Ondertussen zijn in Azië vele landen sterk vooruitgegaan. Dat droom ik ook voor Afrika.

Voor hier in België vind ik het ontzettend belangrijk om draagvlak voor internationale solidariteit te vergroten. Ten eerste omdat we mensenlevens willen reden. Ten tweede ook uit eigenbelang. We kunnen immers enkel veilig zijn in een veilige wereld. Door te werken aan een betere wereld, maken we ook ons eigen land en onze eigen omgeving een betere plek. Daarom wil ik elke stem die internationale solidariteit bepleit verder versterken.

Tearfund: Dank om deze twee mooie dromen met ons te delen en veel succes met de stappen in die richting.

Ik wil doneren